Overslaan en naar de inhoud gaan

Een acousticus neurinoom of vestibularis schwannoma is een goedaardige tumor. Die gaat uit van de cellen die de 8ste hersenzenuw, verantwoordelijk voor gehoor en evenwicht, omhult. Als zo'n tumor begint te groeien, kan die druk geven op deze en nabijgelegen zenuwen.

Klachten

  • Voornaamste klacht: gehoordaling of oorsuizen aan de zijde van de aangedane zenuw
  • Meestal periodes van duizeligheid
  • Groter wordende tumor en druk op de nabijgelegen hersenzenuwen: pijn of gevoelloosheid in het aangezicht of verlammingsverschijnselen (een hangende mondhoek of een oog dat niet goed sluit = facialisuitval) in de gelaatsspieren aan de aangedane zijde
  • Soms bij heel grote tumoren: storingen in de circulatie van het hersenvocht (hydrocefalie) of druk op de hersenstam

Behandeling

Keuze van behandeling of combinatie van behandelingen, is afhankelijk van de grootte en ligging van de tumor, de betrokken zenuwen, de symptomen, de leeftijd en algemene gezondheidstoestand van de patiënt en wordt beslist in samenspraak met de patiënt.

  • Wait-and-scan: afwachten onder strikte, regelmatige opvolging op de schedelbasisraadpleging met MRI-scans en audiologische onderzoeken.
  • Radiochirurgie: de tumor wordt niet weggenomen, maar selectief bestraald zodat die de groei van de tumor stopt. Het gezwel kan in een aantal gevallen ook kleiner worden. De bestraling gebeurt éénmalig of gefractioneerd. Over het algemeen is de kans op complicaties kleiner bij bestraling dan bij operaties. Daar staat tegenover dat de bestraling niet altijd effectief is en dan alsnog een operatie nodig is.
  • Chirurgie: het verwijderen van een vestibularis schwannoma gebeurt op microchirurgische wijze (met micro instrumenten onder de operatiemicroscoop) en wordt steeds in team uitgevoerd door een neus-keel-oorarts en een neurochirurg. Verschillende toegangswegen zijn mogelijk, afhankelijk van de ligging en de grootte van het letsel, de gehoorsfunctie en de voorkeur van de chirurgen vanuit hun uitgebreide ervaring. Na de operatie word je 24 uur naar intensieve zorgen gebracht voor observatie. Nadien verblijf je op de afdeling neurochirurgie tot de wonde genezen is. Je verblijft nadien gemiddeld 5-6 dagen op de gewone afdeling. De meest gebruikte benaderingen zijn de retrosigmoïdale toegang en de translabyrinthaire toegang.
    • Bij de retrosigmoidale toegang maakt de chirurg een boogvormige insnede een paar centimeter achter het oor. Daarna maakt hij een kleine opening in de schedel en het hersenvlies. Na aflaten van het hersenvocht wordt een toegang verkregen tot het gebied waar de tumor zich bevindt. Eerst wordt de tumor van binnenuit uitgehold om nadien het kapsel voorzichtig vrij te maken van zijn omgeving. Met een zenuwstimulator wordt de ligging van de hersenzenuwen opgespoord omdat ze soms verborgen kunnen zijn achter de tumor.  Met een microboor wordt dan de inwendige gehoorgang opengemaakt om de tumor volledig en veilig los te kunnen maken van de zenuwen. De evenwichtszenuw, waarvan de tumor uitgaat, wordt bij deze manipulatie bijna steeds verwijderd. Tijdens de ingreep wordt de werking van de hersenzenuwen continu in de gaten gehouden om hun functie zo goed mogelijk te vrijwaren. Wanneer de tumor verwijderd is, worden hersenvlies, botluik en huid weer gesloten.
    • De translabyrinthaire toegang wordt vooral gebruikt wanneer het gehoor voor de operatie al volledig weggevallen is of voor zeer grote tumoren. De chirurg maakt een insnede achter het oor en maakt met de boor een toegang door het rotsbeen (mastoid) en het evenwichtsorgaan (labyrinth) tot aan de inwendige gehoorgang. De werkwijze is verder dezelfde als bij de retrosigmoïdale toegang: de tumor wordt eerst uitgehold en nadien wordt voorzichtig het kapsel losgemaakt van zijn omgeving. De hersenzenuwen worden gemonitord om hun functie zoveel mogelijk te vrijwaren. Gezien de toegang doorheen het binnenoor is het echter niet mogelijk om het gehoor te sparen. Vandaar dat deze benadering vooral gebruikt wordt wanneer voor de operatie het gehoor al weggevallen is. Soms wordt  - in samenspraak met de patiënt  en wanneer patiënt daarvoor in aanmerking komt - tijdens de ingreep meteen een elektrode of dummy geplaatst voor een later te plaatsen cochleair implantaat. Aan het eind van de ingreep wordt het botdefect opgevuld met vetweefsel van de buikwand.